Appeltonster
From VerhalenWiki
Blijkbaar viel er met de handel in appelen een belegde boterham te verdienen want er waren er velen in deze bedrijfstak werkzaam. Zo waren daar Dirkje Oudshoorn en Anna Pietersdochter de appelkoopsters. Maar ook Soetgen het appelwijf en Lenert Janszn Roos de appelkoper.
Een beroep waarbij men zich af zou kunnen vragen wat dat nou precies inhield was 'appelmeter'. Wat daarbij gemeten werd was niet het formaat van de appel. Een appelmeter of appelmeetster werd ook wel appeltonster (appeltonner, mannelijk) genoemd. Dit was een laagbetaald beroep dat veelal uitgeoefend werd door de allerarmsten. Het werk is te vergelijken met dat van turftonster, met dit verschil dat er appels in plaats van turf getond werd. Het kwam er op neer dat de tonster tonnetjes vulde met appels. Aan de hand van het aantal tonnetjes dat gevuld werd met de lading appelen kon men berekenen hoeveel accijns de appelhandelaar verschuldigd was aan de stad. Wat gemeten werd was dus de hoeveelheid gevulde tonnen. Cornelis Pietersz was zo’n appelmeter, evenals Robbrecht de appeltonder, die beiden omstreeks 1610 in de Delftse archieven genoemd worden.
Deze tonnen met appels moesten natuurlijk ook weer vervoerd worden. Daarvoor was er de appelkruier. Daniël Jansz Lotingh was zo’n appelkruier. Daniël woonde in de Pieterstraat maar verhuisde na het overlijden van zijn vrouw naar het Oosteinde ('In de Kloot'). Daar bleef hij tot zijn dood (drie jaar na zijn vrouw) in 1684 wonen.
Bronnen: Glasbergen, ONA-Delft, Achter de Gevels van Delft, Oude straatnamenboek Delft, DTB-Delft, Delft gezien door de ogen van HET DELFTSE GESLACHT STUIJLING.